Sinterklaas
Sinterklaas of Sint-Nicolaas is de hoofdfiguur van het gelijknamige jaarlijkse volksfeest (oorspronkelijk een kinderfeest) dat op 5 december en 6 december in Nederland, België en in enkele (voormalige) Nederlandse koloniën wordt gevierd.
Deze moderne vorm van het sinterklaasfeest komt waarschijnlijk voort uit het prentenboekje Sint Nicolaas en zijn knecht (1850) van de onderwijzer Jan Schenkman (1806 – 1863), maar het kinderfeest heeft een veel oudere oorsprong.
In verschillende delen van Europa wordt het kinderfeest van Sint-Nicolaas eveneens gevierd, maar de invulling van de folklore verschilt per streek. De twee belangrijkste verschillen zijn de manier waarop Sinterklaas arriveert, en het uiterlijk van zijn knecht.
Schoen zetten
In Nederland zet men vanaf ten minste de 15e eeuw de schoen. In eerste instantie gebeurde dat in de kerk en was de opbrengst voor de armen. Uit archiefstukken blijkt dat vanaf 1427 in de Sint-Nicolaaskerk in Utrecht schoenen werden gezet op 5 december, pakjesavond. Rijke Utrechters legden wat in de schoenen en de opbrengst werd verdeeld onder de armen op 6 december, de officiële sterfdag van de Heilige Nicolaas.
Uit de 16e eeuw bestaan beschrijvingen van het schoen zetten door kinderen in de huiskamer. Kunstschilder Jan Steen heeft in de 17e eeuw de sinterklaasochtend op twee schilderijen vastgelegd. Daarop is ook goed te zien wat de kinderen in hun schoen kregen. Vaak was dat naast speelgoed verschillende soorten snoepgoed zoals speculaas, kruidnoten, pepernoten, borstplaat, chocoladeletters, taaipoppen en marsepein. Dit zijn eeuwenoude lekkernijen die in traditionele vormen werden gemaakt. Als drank werd chocolademelk en warme bisschopswijn geschonken. Opvallend is dat vooral jongens een roe of zakje zout in de schoen vonden.
Tegenwoordig is het sinterklaasfeest een familiefeest en zetten kinderen hun schoen klaar vanaf het moment dat de Sint in het land is aangekomen. Traditioneel wordt de schoen bij de haard gezet, want Zwarte Piet komt vanaf het dak door de schoorsteen naar binnen. In woningen zonder schoorsteen wordt de schoen veelal voor de verwarming, bij de voordeur, bij de achterdeur of bij een raam dat open kan gezet. De volgende dag vinden de kinderen dan wat lekkers of een klein cadeautje in hun schoen. Het wordt op prijs gesteld als de kinderen iets terugdoen, en dus leggen ze vaak een tekening voor Sinterklaas en de Pieten in de schoen, of een wortel, hooi of suikerklontjes voor de schimmel van Sinterklaas. Ook zingen zij diverse sinterklaasliedjes bij de schoen om Sinterklaas te verwelkomen.
Pakjesavond
Een pakjesavond was voor de Tweede Wereldoorlog geen algemeen verschijnsel. De crisisjaren speelden daarin een grote rol. De toenemende welvaart na de oorlog bood echter meer ruimte voor een geefcultuur, een geschenkenfeest in het kader van het oer-Hollandse sinterklaasfeest. Het schoentje zetten op pakjesavond was in veel gezinnen vlak na de Tweede Wereldoorlog gebruikelijk. Dit ceremonieel was omgeven door een sfeer van geheimzinnigheid.
Sinterklaas transformeerde echter gaandeweg van onzichtbare magische brenger van wonderbaarlijke gaven tot een opa-achtige kindervriend, die de kinderen met zijn zwarte pieten thuis met een zak vol cadeautjes bezocht.
Ouders gaven hun kinderen in eerste instantie zelfgemaakte cadeaus en later gekochte cadeautjes. Ook grote bedrijven en volksbonden zorgden ervoor dat de kinderen van hun werknemers of leden met Sinterklaas iets kregen.
Pakjesavond is er allang niet meer alleen voor kinderen. Volwassenen geven elkaar, meestal anoniem, geschenken, al dan niet voorzien van een sinterklaasgedicht of verpakt als ‘surprise’. Vaak wordt door middel van lootjes trekken anoniem bepaald voor wie men een cadeautje moet kopen. Nog een andere variant is het sinterklaas dobbelen.
Pakjesavond is vooral een Nederlands fenomeen. In België kent men zoiets niet. Daar wordt gebruikelijk de ochtend van de zesde december uitgekozen als pakjesochtend. Liedjes worden hier gezongen op de avond dat kinderen hun schoentje zetten.
Sinterklaasliedjes
Het zingen voor Sinterklaas is een van de belangrijkste gewoonten die met dit folkloristische feest verbonden zijn. De liedjes, hoewel terug te vinden op geluidsdragers en in boeken, worden in de eerste plaats doorgegeven van ouder op kind.
De meeste sinterklaasliederen gaan dan ook al generaties mee en zijn nauwelijks aan mode of slijtage onderhevig. De belangrijkste verandering is misschien nog dat liedjes of coupletten waarin in de eerste plaats gewaarschuwd werd voor bijvoorbeeld de straf die Zwarte Piet kan uitdelen, na de Tweede Wereldoorlog gaandeweg in onbruik geraakt zijn.
Het zingen van sinterklaasliedjes kwam in de 17e eeuw al voor, maar zoals het geval is met de meeste nu bekende volksliedjes is het huidige repertoire aan sinterklaasliedjes in de 19e eeuw vastgelegd. Een van de bekendste sinterklaasliedjes, Zie ginds komt de stoomboot, is van de hand van de Amsterdamse onderwijzer Jan Schenkman. De melodie hiervan is echter gebaseerd op een ouder Duits lied, Im Märzen der Bauer, dat op zijn beurt een contra fact is op Wann d’Hoffnung nicht wär, een lied dat al in 1737 in een liedboek wordt aangetroffen. Mozarts 1e Menuet uit de Haffner Serenade (KV 250) begint als een mineurversie van de melodie van het bekende Sinterklaaslied. Andere liedjes, zoals Zie de maan schijnt door de bomen, hebben een originele melodie.
Kleding
De kleding van Sinterklaas is afgeleid van die van een bisschop, inclusief de pontificalia, maar bevat enkele opvallende afwijkingen daarvan, en Sinterklaas is daardoor duidelijk te onderscheiden van een echte bisschop. Opgemerkt dient te worden dat de kleding van Sinterklaas vaak om praktische redenen eenvoudiger is uitgevoerd dan hier beschreven.
Wat bij Sinterklaas doorgaans een tabberd of tabbaard wordt genoemd, is in de katholieke liturgie de soutane of toog/toga: een lang priesterkleed dat bij bisschoppen paars is. De eigenlijke soutane heeft 33 knoopjes,(“33” verwijst naar het aantal levensjaren van Christus) maar bij Sinterklaas is deze vaak eenvoudiger uitgevoerd. Wanneer de Sint gaat paardrijden, draagt hij vaak een tot broekrok vermaakte tabberd. Over de tabberd draagt de Sint een albe. De albe is met kant afgezet en eindigt tussen knieën en enkels. Op de albe draagt de Sint over zijn schouders een rode stola. Om deze op zijn plaats te houden, draagt Sinterklaas vaak een cingel (koord met kwastjes aan het einde) om zijn middel. Een van de grootste en opvallendste paramenten is de rode koormantel. Deze mantel draagt Sinterklaas over alle andere kledingstukken heen. Het is een wijde rode lap die vanaf de schouders tot bijna op de grond hangt en aan de voorkant met een ketting en twee haakjes wordt vastgemaakt. De mantel heeft meestal ook nog een kap met mooie gouden franjes eraan. De mantels van Sinterklaas zijn allemaal met goud en band versierd. De binnenkant is goudgeel of wit.
Op zijn hoofd draagt Sinterklaas een rode mijter. Deze wijkt zowel qua vorm als kleur enigszins af van de mijters die bisschoppen thans dragen: rode mijters worden in de Katholieke Kerk niet gedragen. Meestal zijn ze wit of een andere basiskleur met een bij de gelegenheid passende versiering. Ook de kromstaf is van oorsprong een waardigheidsteken van een bisschop dat afkomstig was van de Etrusken. De staf van Sinterklaas heeft wel een duidelijk andere vorm dan die van een bisschop: de krul is groter en steekt aan beide zijden van de staf uit. De krul is een symbolische slang, teken van wijsheid en oneindigheid, die uitloopt in een verticale lijn naar beneden, de afdaling van geest of wijsheid naar aardse sferen.
Verder draagt hij meestal zwarte schoenen, lange witte handschoenen, soms paarse. Om zijn ringvinger draagt hij een gouden bisschopsring met een robijn erin. Deze hoort traditioneel om de rechterringvinger, maar vaak draagt Sinterklaas hem links zodat hij met het handen geven niet zo in de weg zit.
Lekkernijen
Typische lekkernijen die bij het Sinterklaasfeest horen zijn:
Speculaaspoppen
Chocolademunten
Chocoladeletters
Banketletters (ook: amandelstaaf)
Borstplaat
Marsepein
Strooigoed
Taai-taai
Pepernoten
Kruidnoten
Schuimpjes
Suikergoed
Karolientjes
Bisschopswijn
Krol
Intocht
De intocht van Sinterklaas met zijn gevolg is het officiële sein voor kinderen dat ze vanaf dat moment hun schoen mogen klaarzetten – en als ze zoet zijn geweest er ook de volgende ochtend iets in mogen verwachten.
Landelijk
De landelijke intocht heeft plaats half november op de eerste zaterdag na Sint-Maarten (11 november). Deze intocht wordt rechtstreeks uitgezonden op televisie. Sinds 1985 maakt Sinterklaas voor zijn landelijke intocht meestal gebruik van de ‘Pakjesboot 12’, in het dagelijks leven het stoomschip Hydrograaf.
In België komt Sinterklaas omstreeks dezelfde dag aan. Ook hier altijd na de andere kindervriend Sint-Maarten. Sinterklaas en zijn hele gevolg komen elk jaar aan in Antwerpen, wat rechtstreeks wordt uitgezonden op één of Ketnet
onder de naam Hij komt, hij komt … De intrede van de Sint. In 2003 had de intocht per uitzondering plaats in Oostende.
Sedert begin jaren 90 van de 20e eeuw heeft het paard van Sinterklaas in Nederland een naam: Amerigo. In de jaren 50 en 60 van de 20e eeuw zijn er ook al verschillende namen voor het paard gebruikt, onder meer “Majestueuzo” en “Bianca”. In Vlaanderen heet het paard Slecht Weer Vandaag.
De plaatselijke intochten zijn meestal dezelfde middag als de landelijke intocht, maar in het zuiden van Nederland en in België vaak ook de zondag daaropvolgend. Vaak komt hij dan te paard, maar ook andere vervoermiddelen zijn niet ongewoon.
De allereerste intocht van Sinterklaas vond plaats in 1888, weliswaar op 6 december, in Venray. In Amsterdam wordt al sinds 1934 een jaarlijkse intocht van Sinterklaas gehouden.
Uittocht
In sommige plaatsen in Nederland wordt sinds begin 21e eeuw ook een uittocht van Sinterklaas gehouden op 6 december. Dit is onder andere het geval in Scheveningen en Hoek van Holland.
Nicolaas van Myra
Veel tradities in het huidige sinterklaasfeest gaan terug tot de Nicolaas van Myra, hoewel er ook elementen van feesten en vereringen van voor de tijd van het christendom in herkenbaar zijn. Nicolaas van Myra is geboren in Patarate Lycië dat tegenwoordig in Turkije ligt, maar in het jaar 280 bij het toenmalige Romeinse Rijk hoorde. Later werd hij bisschop van Myra, de hoofdplaats van Lycië. Hij stierf op 6 december 342. Na de inval van de moslims in het gebied, werden de stoffelijke resten van de heilige in 1087 gestolen en naar Bari gebracht.
Als heilige in het oosters christendom werd Nicolaas aanvankelijk alleen in het oosten van Europa geëerd, in het bijzonder in Griekenland en Rusland. Omdat Nicolaas de schutspatroon van de zeevaarders was kreeg hij ook in de West-Europese kustnaties een grote aanhang. In de 13e eeuw werd zijn naamdag vastgesteld op 6 december. Vanaf dat moment verspreidde zich de Nicolaasverering over heel Europa.
Verschillende legendes staan aan de grondslag van Sint-Nicolaas als beschermheilige van kinderen. Zo is er de legende van de drie scholieren die door een herbergier werden gedood maar door Sint-Nicolaas weer tot leven werden gewekt, de legende van de drie arme dochters die dankzij giften van Sint-Nicolaas konden trouwen, of de legende van het kind dat in het bad door Sint-Nicolaas werd behoed voor verbranding.
In de middeleeuwen werd op Duitse en noord-Franse kloosterscholen het Sint-Nicolaasfeest gevierd. Tijdens een mirakelspel verscheen de heilige voor de kinderen, en hij beloonde ijverige leerlingen en vermaande luie leerlingen. De Sint-Nicolaasviering liep samen met het kinderbisschopsspel (ca. 1300 – ca. 1600). Op 6 december werd in die tijd een kinderbisschop met aanhang gekozen. Zij werden tot 28 december (Onnozele Kinderen) van voedsel en geschenken voorzien. Andere kinderen kregen geld en een vrije dag om op 6 december feest te kunnen vieren. De waarschijnlijk oudste vermelding daarover komt uit Dordrecht, 1360: “op St. her Nyclaes dach I L. gr. aen die schoelers voer het oerlof”. In 1363 gaf de heer van Gouda, Jan van Blois, te Dordrecht “den scoelnaers tot hoere hoechtijt van St. Nyclaes en horen bisscop 5 L. 4 S. In 1403 is er sprake van het uitdelen van “honic, claescoeck en taert aen die kynders, op hunne patroen St. Nyclaes”. Kinderen gingen in die tijd verkleed in een optocht door de straten en kregen bisschopsgeld van voorbijgangers. In de Utrechtse Nicolaaskerk werd vanaf 1427 geld in kinderschoenen gedaan.
In de late middeleeuwen ontstonden de Sint-Nicolaasmarkten. Na het kerkbezoek kocht men op de markt de geschenken voor het Sint-Nicolaasfeest. De speculaasvrijer was een karakteristiek geschenk. Het was een speculaaspop die een jongen schonk aan een meisje. Als zij de klaaskoek aannam was dat een goed teken voor een relatie. De gewoonte gaat mogelijk terug op de functie van Sint-Nicolaas als “hijlickmaker” (hijlick: huwelijk), in de legende waarin hij drie meisjes hun bruidsschat geeft. Het sinterklaasfeest werd in grotere steden een woelig volksfeest dat soms tot opstootjes en openbare dronkenschap leidde.
Van de religieuze verering en van zijn rol als patroonheilige voor verschillende beroepsgroepen is nu weinig of niets meer over; alleen het kinderfeest wordt tegenwoordig nog gevierd.
Protestantse bezwaren
Het sinterklaasfeest heeft het in Nederland na de Reformatie moeten opnemen tegen protestantse bezwaren tegen de katholieke heiligenverering. Protestantse predikanten probeerden het feest af te schaffen, omdat zij het als een katholiek bijgeloof veroordeelden. Rond 1600 werd het bijvoorbeeld in Delft verboden om deze feestdag te vieren en vaardigden sommige steden een verbod af op schoenzetten, of openbare verkoop van sinterklaaslekkernijen. Ook de kerkhervormer Maarten Luther verzette zich tegen het feest. Hij vond dat het geven van geschenken meer paste bij het kerstfeest. Het feest was echter zo populair dat dit streven weinig succes heeft gehad, zelfs niet bij het strengst protestantse volksdeel. Het feest verdween weliswaar voor een deel uit de straat, maar in huiselijke kring bleef het bestaan. Nog in 1895 sprak de burgemeester van Sluis zich uit tegen de viering op openbare scholen, maar in de 20e eeuw kreeg het feest steeds meer de wind in de zeilen.
Sinterklaas of Sint-Nicolaas
Wanneer de samenvoeging van het woord Sinterklaas uit Sint-Nicolaas is ontstaan is niet bekend, maar de mogelijk vroegste vermelding in schrift stamt uit 1283: senter cloes bunre (sinterklaasbunder) is de naam voor een bunderland te Rijkhoven. Vermoedelijk was de opbrengst van het land bestemd voor een Sint-Nicolaasaltaar.
De volgende verklaringen voor de vorming van Sinterklaas uit Sint-Nicolaas zijn ooit voorgesteld:
de ontwikkeling van een wisselvorm voor heiligennamen beginnend met een R, zoals Sinte Remeis naar Sinter Meis, waarna analoog daaraan die vorm werd gekopieerd voor Sint Nicolaas
een versteende taalvorm van het datief vrouwelijk enkelvoud, ontstaan uit bijvoorbeeld sinter claes messe
de zwakke betoning van de eerste lettergreep van Niclaes, waardoor de vervorming sinter de kans kreeg de zwakke N te verdringen; dus sinteneklaas naar sintereklaas
De theorie dat Sinterklaas een samentrekking van Sint heer Nicolaas zou zijn, wordt niet meer aangehangen.
In de loop der jaren transformeerde Sinterklaas tot een boeman die gebruikt werd om kinderen schrik aan te jagen. In de late 18e eeuw keerde men zich tegen het straatfeest van Sinterklaas en de leegloperij en ook tegen dit beeld van de boeman. Het feest moest gebruikt worden om kinderen gehoorzaamheid en ijver bij te brengen. Sinterklaas werd een onderdeel van de opvoeding en het feest kreeg een plaats in het onderwijs en het gezin. De boeman was afgedaan, de traditionele bisschop werd teruggehaald. Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw begon Sinterklaas in persoon zijn opwachting te maken in de maatschappij. Tot dan toe was hij slechts een mythisch persoon geweest, wiens sporen weliswaar in de schoentjes op 6 december van zijn aanwezigheid getuigden, maar die verder niet zichtbaar was.
De geografische herkomst van de folkloristische Sinterklaas is volgens de huidige Nederlandse traditie niet meer Klein-Azië of Italië, maar Spanje. Waarom dat zo is, is onduidelijk. Soms wordt er op gewezen dat Zuid-Italië met Bari een deel van de Kroon van Aragón is geweest
Van oudsher wordt in sinterklaasliedjes niet gezegd dat Sinterklaas uit Spanje komt, maar dat hij naar Spanje reist om lekkernijen te halen. Het oudst bekende voorbeeld waarin Sinterklaas en Spanje samen genoemd worden is het naaststaand pamflet. Sinterklaas reist daarin naar Amsterdam en gaat vervolgens in Spanje sinaasappelen en granaatappelen halen John Pintard, oprichter van New-York Historical Society, liet het pamflet in 1810 drukken, maar het vers was waarschijnlijk al ouder. Het is in ieder geval gebaseerd op een veel ouder 4-regelig rijmpje “Sinter Klaas, o Heil’ge Man. Trek je beste Tabbaart an; En wilje me dan wat geven, Zo dien ik je al men leven.” (1655) maar daar wordt Spanje nog niet in genoemd.
Algemeen wordt aangenomen dat de onderwijzer Jan Schenkman (1806-1863) waarschijnlijk de eerste was die Sinterklaas uit Spanje liet komen. Volgens hem was Sinterklaas de “Bisschop van Spanje”.Schenkman introduceerde ook de knecht die later Zwarte Piet zou gaan heten, en de stoomboot waarmee hij naar ons land kwam. Hij gebruikte in zijn prentenboekje “Sint Nicolaas en zijn knecht” uit circa 1850 de inmiddels fameuze beginregels “Zie, ginds komt de stoomboot/ Uit Spanje weer aan!”. Schenkmans boekje was gewild, en de afbeeldingen zorgden er ook voor dat het uiterlijk van Sinterklaas – een statige oude man met witte baard en haren, rode mijter en mantel – in de navolgende decennia als het enige echte werd aangenomen.
Aan het begin van de 20e eeuw bestonden nog veel verschillen tussen de stedelijke viering en de viering op het platteland. Het nu nog incidenteel voorkomende klaasjagen, sunteklaaslopen of andere lokale varianten waren op het platteland nog gebruikelijk maar in steden was het feest al georganiseerd rond pakjesavond en het bezoek van Sinterklaas. Onder invloed van het onderwijs en later de commercialisering en de massamedia ontstond een standaardisatie van het sinterklaasfeest, naar het feest zoals we dat nu kennen.
Sinterklaas is in de loop der eeuwen getransformeerd van een beschermheilige van de kinderen, via een boeman en hardhandige pedagoog, naar een folkloristische kindervriend. Ondeugendheden staan in de moderne vorm van het feest genoteerd in het grote boek en het kind moet de goedheiligman beloven niet meer in herhaling te vallen. De zak van Sinterklaas is er niet meer voor om kinderen mee te nemen naar Spanje maar om de geschenken in te vervoeren.
De surpriseavond, de uitwisseling van geschenken in vermakelijke verpakkingen begeleid door belerende of gekscherende gedichten, is een relatief nieuw fenomeen. Nu is dat vrij gebruikelijk, maar volgens een enquête in 1943 van het Meertens Instituut werd dat toen maar sporadisch gedaan.
Zwarte Piet
Hoewel in omringende landen Sint-Nicolaas al langer vergezeld werd door een of andere boeman had hij in de Nederlanden aanvankelijk geen helper. Maar in 1850 introduceerde Schenkman in zijn leesboekje Sint Nicolaas en zijn Knecht drie nieuwe zaken, die allemaal een vaste plaats hebben gekregen in de sinterklaasfolklore: een knecht voor Sinterklaas, de intocht en de stoomboot. Die knecht had in zijn boekje nog geen naam, hij was een gekleurde jongeman, gekleed als een page. In de loop der tijd heeft hij verschillende namen gehad; zo heette hij bijvoorbeeld Jan de knecht, Trappadoeli, Nicodemus, Assiepan, Sabbas, Hans Moef, Pikkie, Robbert, Krik-krak, Micheltje, Hansje van Vese (of Hansje van Kese), Jacques Jour (of Sjaak Sjoor). In 1859 werd voor het eerst een artikel gedrukt waarin hij Pieter wordt genoemd, en in 1895 was Zwarte Piet al in zwang geraakt. Het bleef niet bij één Zwarte Piet; in 1880 traden al twee knechten op. Na de Tweede Wereldoorlog organiseerden Canadese militairen in Nederland een sinterklaasviering met een massa Zwarte Pieten. Sindsdien wordt Sinterklaas vergezeld door vele Pieten, tegenwoordig vaak met voor ieder een eigen taak, onder leiding van een Hoofd-Piet. Terwijl Sinterklaas altijd statig en gedistingeerd is, gedragen de Pieten zich als acrobaten en grappenmakers die vaak kwajongensstreken uithalen.
Gaandeweg rezen er echter, met name vanuit andere VN-landen, ook steeds meer bezwaren tegen het uiterlijk van Zwarte Piet vanwege de associatie hiervan met slavernij. In 2013 laaide de discussie hierover zover op dat er een werkgroep in het leven werd geroepen die moest onderzoeken of de Sinterklaastraditie racistische elementen bevatte. Het Sinterklaasfeest ging dat jaar echter gewoon door in zijn traditionele vorm. In augustus 2014 kwam hetNederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed met een eerste alternatief waarin enkele zaken waren aangepast. Zo zag Zwarte Piet er niet meer uit als een Moor, maar had hij zwarte vegen in zijn gezicht als van roet.
Varianten op Sinterklaas
Nederlandse en Belgische varianten
Het sinterklaasfeest wordt in vrijwel geheel België en Nederland gevierd.
In de Nedersaksische dialecten van Noordoost-Nederland wordt Sinterklaas Sunterklaos, Sunderklaos of Sunneklaos genoemd, zoals in het aangrenzende Noord-Duitsland. In het Limburgs heet hij Sinterklaos.
In Grouw (Grou) in Friesland viert men op 21 februari Sint Piter.
Op de Waddeneilanden wordt het sinterklaasfeest vanouds op een andere manier gevierd. Hier kent men rond 5 december Sunterklaas of Sunneklaas. In de straten lopen de mannen gemaskerd en verkleed als ‘Sunneklazen’, ‘Klaasomes’, ‘Sunderums’ of ‘Sunterklazen’ rond. Vrouwen en kinderen moeten binnenshuis blijven. Wie buiten komt krijgt ‘slaag’. De uitdaging is, om toch buiten te lopen en de mannen te ontwijken. Op Ameland zijn debaanvegers, Oude Sinterklazen en omes bekend. Op Terschelling vegen de streetfegers de straten leeg voordat de Sunderums (Sintheer-omes) de huizen bezoeken. Op Schiermonnikoog wordt Klozum (Klaasoom) gevierd, hier doen ook vrouwen mee aan de maskerade. Op Texel wordt, precies een week na het sinterklaasfeest, het feest Ouwe Sunderklaas gehouden. Verkleed en gemaskerd voeren de dorpsbewoners op straat toneelstukjes op, waarin gebeurtenissen van het achterliggende jaar op de hak worden genomen. Volgens achterhaalde theorieën uit de 19e en 20e eeuw ging het om een heidens feest, bedoeld om de boze geesten te verjagen. Het gebruik stamt waarschijnlijk eerder uit de 17e en 18e eeuw, toen een groot deel van de mannelijke bevolking van het vroege voorjaar tot laat in de herfst werkzaam was op de Hollandse vloot of als walvisvaarders. Het sinterklaasfeest markeert hun thuiskomst.
Ook in Vlaanderen heeft het sinterklaasfeest concurrentie: in sommige streken, in de regio van Aalst en in de Westhoek (Ieper, Veurne en Poperinge) en in de regio van het Waasland Beveren wordt op 11 november Sint-Maartenvereerd. De bijbehorende legende is die van Martinus van Tours. Zie ook Sint-Maarten; overlapping met sinterklaasfeest.
In Wallonië is het gebruikelijk om Sinterklaas af te beelden op een ezel.
In Deventer was het tot en met 2010 traditie dat de intocht van Sinterklaas op 5 december plaats vond.